Ingepakt als een Michelin mannetje liep ik door de sneeuw naar huis. Het was ijzig koud, dus ik had me extra goed tegen de kou gekleed. Ineens kwam er een vrouw op me af. Ze sprak me aan, maar ik verstond er niets van. “Wacht even” zei ik. Ik trok mijn handschoen uit, schoof mijn muts wat naar boven en haalde het oordopje van mijn ipod uit mijn oor. Dat was beter.
“Goedenavond” zei ze vriendelijk. “Heeft u een beetje geld voor me? Een euro ofzo? Ik ben zeven maanden zwanger en heb de hele dag nog niet gegeten.” Ze had een heldere, vriendelijke stem en zag er niet onverzorgd uit. “Nee, het spijt me” zei ik. Het zal vast ongeloofwaardig geklonken hebben, maar het was de waarheid. Ik heb bijna nooit meer kleingeld op zak, sinds ik overal, zelfs op mijn werk, met pin- of chippas kan betalen. “Kan je niet de opvang in?” vroeg ik haar. “Nee” antwoorde ze moedeloos, “Alles zit vol. Vanwege de kou.” Het klonk al net zo ongeloofwaardig als mijn bewering dat ik geen kleingeld op zak had. “Heb je echt niks?” probeerde ze nogmaals, ”Al is het maar vijftig cent ofzo.” “Nee, ik heb het echt niet, sorrie.”
Enigszins aangedaan liep ik door. Wist ik maar een adresje waar ze terecht kon of hoe ik haar een beetje kon helpen. Bijna thuis dacht ik ineens aan de boterhammen die ik nog bij me had. Stom! Die had ik ook kunnen geven natuurlijk...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten