Theo werd langzaam wakker uit een verwarrende droom. Vaag kon hij zich nog een aantal beelden uit de droom herinneren. Iets wat hem tot voor kort nooit gebeurde. Theo had zich lang geleden erbij neer gelegd dat hij zijn dromen nooit kon onthouden. Hij was er altijd van overtuigd geweest dat hij nooit droomde. Totdat hij ergens gelezen had dat iedereen altijd droomt tijdens het slapen, maar dat veel mensen – net als hij – zich daar meestal maar weinig bewust van waren. Pas sinds een paar weken bleven er af en toe flarden van een droom hangen.
Snel vervaagden de beelden uit zijn droom weer. Theo werd zich er bewust van dat hij weer uit zichzelf wakker was geworden en niet gewekt was door de wekker. Hoe lang had hij geslapen? Hoe lang nog voor de wekker af zou gaan? De afgelopen dagen was hij steeds veel te vroeg opgestaan. Na hooguit 5 uurtjes slaap lag hij klaarwakker, maar nog steeds doodmoe, in bed te woelen, om uiteindelijk, na een half uur vruchteloos draaien toch maar op te staan.
Inwendig mopperend vanwege de waarschijnlijk weer te missen hoeveelheid nachtrust draaide Theo zich om en wierp een blik op de wekker. Een lichte paniek maakte zich van hem meester. Dit keer was hij niet ver voor de wekker wakker, maar was hij er flink doorheen geslapen. Minstens 3 uur. Langzaam besefte Theo zich dat hij de wekker helemaal niet gezet had. Bewust. Na de laatste drie veels te korte nachten en de vermoeidheid waarmee hij zich door de dagen had geworsteld, vond hij dat hij ook wel een keer een dagje wat langer mocht blijven liggen. Als hem dat gegund was tenminste. Maar daarbij dacht hij aan een uurtje langer of zoiets. Geen halve dag!
Mopperend stond Theo op. Half wankelend liep hij naar de keuken. Onderweg drukte hij op de startknop van zijn computer. Hij voelde zich ronduit beroerd. Hoeveel had hij de avond daarvoor gedronken? Een paar biertjes. 3 hooguit. Maar absoluut niet genoeg om daar een flinke kater aan over te houden. Toch voelde hij zich alsof er minimaal 10 bulldozers over hem heen waren gedenderd.
Na wat gerommel in de keuken en met een bak koffie liep Theo terug naar zijn computer. Hij was vastbesloten. Zo ga ik vandaag niet aan het werk. Hij voelde zich al niet eens in staat om naar kantoor te gaan. Laat staan om daarna nog 8 uur te werken. Een paar uur minder werken en de uren later inhalen leek hem ook geen optie. De afgelopen dagen had hij door zijn vermoeidheid ook al steeds wat minder gewerkt en hij had niet het gevoel dat hij zich heel snel veel beter zou gaan voelen. Zonder al te veel in te gaan op zijn klachten tikte Theo een email met zijn ziektemelding. Hij hoopte maar dat zijn baas niet al te moeilijk zou reageren. Hij had het gevoel te verzaken. Er was verder niet echt iets aan de hand. Geen keelpijn, geen verstopte neus, geen diarree, geen misselijkheid. Wel een beetje hoofdpijn, maar niet echt ernstig en waarschijnlijk te verhelpen met de dampende koffie voor zijn neus. Echt ziek was hij dus niet. Alleen maar moe. Doodmoe. En lusteloos. Ach, een of twee dagen rust, het slaaptekort wegwerken en hij zou er wel weer bovenop zijn...
In elk geval had hij nu wel de tijd om vandaag wat andere dingen te doen, waar hij al weken niet aan toe was gekomen. Een beetje opruimen, een paar wasjes draaien. De keuken maar eens een flinke beurt geven. Theo raakte weer lichtelijk in paniek. De lijst met dingen die hem nog te doen stond was te lang. Er kwam geen eind aan en hij had geen enkel idee waar te beginnen. Hij wist alleen maar zeker dat het hem vandaag sowieso niet ging lukken allemaal.
Met lood in de schoenen, die hij niet eens aanhad, liep Theo naar de woonkamer, zette de TV aan en plofte neer op de bank. Het nieuwsitem op het journaal kon hem maar weinig boeien. Zo eerst maar eens voor wat ontbijt zorgen, dacht hij. Maar zelfs dat was hem eigenlijk te veel op dit moment. Theo legde zijn voeten op tafel en wreef over zijn verlopen gezicht. Even de ogen dicht dacht hij. Even bij komen en dan ontbijt.
Twee uur later werd Theo weer wakker. Hij voelde zich nog steeds belabberd. Alles leek teveel. Het geluid van een vage reclamespot op de TV, de afstand naar de WC waar hij toch wel nodig naar toe moest, de afwas van de avond daarvoor die nog op hem stond te wachten. Hij had nog steeds niks gegeten, maar zelfs het smeren van een boterham leek meer dan hij aankon.
Langzaam drong het tot Theo door dat er toch echt wel wat mis was. En ook wat. De lichte paniekaanvallen bij de gedachte iets te moeten doen. De lusteloosheid. Nergens zin in hebben en vooral het verlangen om onder een steen te kruipen en net te doen alsof hij niet bestond. Drie jaar geleden had hij dit ook al gehad. Alleen was er toen een duidelijk aanwijsbare reden en had hij precies kunnen aangeven wat de oorzaak was. Nu had hij echt geen enkel idee. Hij had zijn leven op orde! Toch? Net een heerlijke vakantie gehad en sinds een paar maanden een leuke vriendin. Het leven lachte hem toe, dacht hij. Hoe kon hij nu toch in hemelsnaam overspannen zijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten